Vogelspinnen zijn groot (zes tot twaalf centimeter) en vaak harig. Overdag verstoppen ze zich in hun hol. ‘s Nachts jagen ze op alles wat kleiner is dan zijzelf. Vogelspinnen verrassen hun prooien, vaak insecten, met een snelle verrassingsaanval, bijten ze en injecteren verlammend gif. Ter verdediging tegen vijanden, zoals vogels en reptielen, hebben sommige vogelspinnen brandharen op hun achterlijf, die ze tijdens het vluchten met hun achterpoten losvegen. Verschillende vogelspinnen maken geluid door geribbelde stukken poot tegen elkaar te wrijven. Waarschijnlijk doen ze dat om een partner te vinden of ter verdediging.