De Etruskische beer was zo groot als een bruine beer. Hij is de voorouder van de bruine beer en ook van de grottenbeer. De Etruskische beer at vooral vruchten, bessen en kruiden. Die vond hij scharrelend op de bosgrond. Ook jaagde hij actief op kleinere dieren, waaronder vissen. Dat de Etruskische beer een alleseter was, vertelt zijn gebit. Voor in de kaak stonden scherpe kiezen die goed vlees konden snijden, achterin knobbelkiezen die planten vermaalden.