De gewone oeverlibel is 44 tot 50 millimeter lang en daarmee groter dan de andere oeverlibellen. Het vrouwtje heeft een geel achterlijf met twee zwarte lengtestrepen. Een jong mannetje is ook geel, maar naarmate hij ouder wordt verkleurt het achterlijf lichtblauw: dit proces heet rijping. De larve leeft onder water in de modder of tussen plantenresten op de bodem. Na twee of drie keer te overwinteren, kruipt hij tussen mei en augustus het water uit en vervelt hij tot volwassen libel.