Larus argentatus Pontoppidan, 1763

De zilvermeeuw heeft een witte kop, nek en borst en een lichtgrijze rug. Zijn brede lichtgrijze vleugels zijn zwart-wit gevlekt bij de punten. Hij zweeft ermee op de wind en kijkt zo of er ergens eten te vinden is. Hij eet vissen, schelpdieren, menselijke etensresten, aas, wormen, eieren en kuikens. Een zilvermeeuwpaar broedt in een kolonie in de duinen of op daken. Ze krijgen twee tot drie jongen per jaar. Die tikken met hun snavel op de rode snavelvlek van hun ouders, waarna de ouders voedsel voor ze opbraken.

%LABEL% (%SOURCE%)