Paradisaea apoda Linnaeus, 1758

Het mannetje van de grote paradijsvogel ziet er met zijn extreem lange, geel-witte sierveren opvallend uit. Hij is grotendeels kastanjebruin, heeft een smaragdgroene keel en een gele kop. Op een gemeenschappelijke baltsplaats probeert hij zoveel mogelijk vrouwtjes te verleiden door te dansen, waarbij de concurrentie van andere mannetjes groot is. Hij spreidt zijn vleugels en zet zijn sierveren rechtop. Na de verleiding en de paring bouwt het vrouwtje een nest, legt één ei en broedt deze in haar eentje uit. De grote paradijsvogel eet vruchten, insecten en andere ongewervelden.

%LABEL% (%SOURCE%)