De gaai is een kraaiachtige met een rozebruine borst en rug en een witte keel, onderbuik en stuit. Hij heeft een zwarte snorstreep, een zwarte staart en een blauw-zwart gestreepte tekening op de vleugels. Bij gevaar slaat de luidruchtige vogel alarm met een luide hese schreeuw. In de winter zoekt hij naar eikeltjes en beukennootjes die hij eerder heeft verstopt. ‘s Zomers eet hij insecten, maar ook vogeleieren en vogeljongen. Rond april broedt het vrouwtje gemiddeld vijf tot zeven eieren uit.