De egel is herkenbaar aan zijn scherpe stekels en spitse snuit. Bij gevaar rolt de egel zich op tot een bal. De stekels beschermen hem dan tegen roofdieren als honden, vossen, slangen en uilen. Overdag slaapt hij in een nest gemaakt van twijgjes en bladeren. ‘s Nachts zoekt hij naar voedsel. Hij eet insecten, wormen, spinnen en slakken, maar ook zaden, noten en fruit. Na zijn winterslaap zoekt de egel een partner om mee te paren. Een vrouwtje krijgt gemiddeld vijf jongen, die ze in haar eentje verzorgt.